Op 4 mei stond er een Rotterdammer op de Dam. En hoe. Alom oogstte de geboren Delfshavenaar (zie het plaatje bij de column) lof. Op een enkele criticaster na. Zo las ik de ingezonden brief in het AD van 7 mei van meneer Gerard Brekelmans: “Als je tijdens zo’n herdenking niet meer weet te zeggen dan dat je blij bent met het homo-monument, symbool voor dat je de geaardheid mag hebben die je hebt, dan heb je het niet over de oorlogsdoden maar dan bezing je je eigen bubbel.” Zo dan, dacht ik. Meneer Brekelmans heeft a. niet goed geluisterd en b. slaat 'ie de plank volkomen mis. Dat vraagt om een reactie. Bij dezen.
Bombardement
Onze spreker op de Dam begon bij zijn jeugd in het platgebombardeerde Rotterdam.
Het bombardement wordt op de dag dat deze column wordt gepubliceerd, vrijdag 14 mei, op verschillende manieren herdacht. In de toespraak op de Dam werd het militair strategische aspect van dit bombardement aangegeven: de Nazi’s zouden na Rotterdam ook Utrecht, Den Haag en Amsterdam platgooien. De Blitzkrieg verliep minder ‘blitz’ dan voorzien. Hoe goed, mooi en terecht om dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen. (Persoonlijke noot: zeker ten overstaan van ZM en HM, die in 2015 braken met de Koninklijke traditie om op 14 mei het RPhO-concert ‘Mahler 2’ bij te wonen.)
Razzia
In de toespraak werd ook stilgestaan bij de grote razzia van 11 november 1944. Die dag werden 52.000 mannen tussen de 17 en 40 jaar bijeengedreven en weggevoerd.
‘Serious business’: "Op hen die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten.” In de Duitse werkkampen vallen 500 doden. Zij die terugkeren zijn voor het leven getekend. Pas sinds een aantal jaren is er aandacht voor deze ongekende oorlogsmisdaad. In april 2020 is een stichting opgericht om tot een monument te komen. Hoe terecht, mooi en goed is het om ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen.
Zwijgen
Het antwoord op de vraag van dan nog Kyvon jr. aan Kyvon sr., hoe dat was, die verplichte werktijd in Duitsland, luidde steevast: “Dat wil je niet weten, jongen.”
Een vergelijkbare reactie geeft Esther Scheldwacht als moeder in het toneelstuk ‘Hoe mooi alles’ over Leo Vroman tijdens een familiediner. Als de kinderen haar vragen hoe het was in het Jappenkamp: “Dat was geen prettige tijd; wil er nog iemand soep?” Hoe herkenbaar voor duizenden kinderen uit de tweede en derde generatie. Hoeveel nare, bittere en traumatische ervaringen zijn er niet naar binnen opgeslagen. Hoe mooi, goed en terecht om ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen.
Persoonlijk herdenken
In “Wil er nog iemand soep?” herken ik mijn moeder. Ik herdenk de oorlog op 15 augustus, op de Boompjes, bij het ‘Indische Straatsieraad’. Zo geeft iedereen een persoonlijke invulling aan zijn of haar moment en plek van Herdenking. Die optelsom vormt samen de collectieve herdenking. Ik vond het fantastisch van André van Duin te horen dat hij 30 jaar lang op 4 mei met partner Martin naar het Homomonument ging. Daarom, meneer Brekelmans: hoe goed, treffend én correct is het ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen. Niks ‘eigen bubbel’.