Ook ik had een aanvoerder die geen regenboogband wilde dragen. De woorden die hij uitsprak staan tot de dag van vandaag in mijn geheugen gegrift: “No way dat ik een regenboogband ga dragen. Daar begin ik echt niet aan.” Hij deed het dus zelfs niet voor mij.
Als homo van het voetbalteam werd ik constant geconfronteerd met deze discussie. Een discussie waar ik helemaal klaar mee was. Ik was in mijn hoofd bezig met de wedstrijd. Ik wilde gewoon een potje voetballen en even niet hieraan denken. Het gebeurde wel vaker, dit soort discussies. Iedere keer als er in een TV-programma werd gesproken over LHBTI-acceptatie in het voetbal, dan stelden mijn ploeggenoten mij daar vragen over. Voor de wedstrijd in de kleedkamer. Soms erna, in de kantine. Ik moest altijd tekst en uitleg geven, want ik was de enige homo. Alhoewel, dat is niet helemaal waar. Er was er nog één, maar ik heb hem beloofd het niet verder te vertellen. Ook vandaag doe ik dat niet.
Ik moest mij verdedigen. Had ik op dat moment geen kant en klaar antwoord, dan lulden ze mij met 10 tegen 1 klem. Er waren er een paar die sympathie voor mij hadden, maar wijselijk hun mond dichthielden. Ik nam het hen niet kwalijk, maar een beetje steun had zeker gewaardeerd geweest. Niet echt fijn als je je wilt focussen op een wedstrijd, kan ik je zeggen. Zo’n discussie in de kleedkamer speelt dan de hele wedstrijd door je hoofd. “Het is toch zo, Leon, of niet dan?” Ze hoopten op een bevestiging van mij, want als ik het zou erkennen dan was het natuurlijk zo. Ik reageerde door iets te zeggen in de trant van: “Dan draag je hem toch lekker niet. Moet jij weten.” Ik had er gewoon geen zin in op dat moment. Ik wilde de discussie afkappen. In mijn hoofd slaakte ik een diepe zucht en ik voelde een teleurstelling in mijn lichaam. Zo’n gevoel dat de druk even naar je keel stijgt, weet je wel? Ze hadden de discussie weer gewonnen, dus werd er geen regenboogband gedragen. Onder de druk bezweek ik. Naar mijn team kwam ik heel emotieloos en zakelijk over. Althans, dat denk ik. Het was in ieder geval mijn bedoeling om zo over te komen. Ik deed dat bewust. Ik wilde laten zien dat het me niks deed. Ik wilde geen zwakte uitstralen. Ik wilde laten zien dat ik net zo sterk en stoer was als hen.
Maar de teleurstelling was groot, heel groot. Ik had namelijk een droom. Eén wedstrijd in mijn leven wilde ik graag de aanvoerder van het team zijn met de regenboogband om mijn arm. Juist in een wedstrijd bij mijn eigen voetbalclub: VV Spirit. Daar waar ik ben opgegroeid en zoveel leuke herinneringen heb. Ik had ze al gekocht met dat doel. Iedere wedstrijd zaten ze in mijn voetbaltas. Altijd heb ik het juiste moment afgewacht. Het juiste moment om het te vragen. Ik wilde ze vragen of ze het oké zouden vinden. Tijdens Coming Out Dag bijvoorbeeld of de Internationale Dag tegen Homofobie in het Voetbal. Eén wedstrijd maar, één keertje in mijn leven en voordat ik zou stoppen met voetballen. Ik was immers al over mijn top heen en de jongste al niet meer. Nog beter had het geweest als hij hem zou dragen. Mijn aanvoerder bedoel ik dan. Want ik wilde mijzelf niet accepteren, dat deed ik namelijk wel, maar ik hoopte vooral dat mijn team mij zou accepteren.
Wat deze aanvoerder tot op de dag vandaag niet weet, is dat daar de breuk ontstond. De breuk tussen mij en mijn voormalig voetbalteam. Niet zichtbaar voor hen, maar overduidelijk voor mij. Ik had het gehad met die gasten, echt waar. Het begon mij simpelweg teveel pijn te doen en te ergeren. Ik wilde het niet meer. Maar als ik er wat van zou zeggen, dan zou ik mijzelf aanstellen enzo. Dan had ik waarschijnlijk geen respect voor hun mening. Bijzonder is dat toch trouwens. Verschuilen achter het woordje ‘respect’, zoals Ibrahim Affalay, Orkun Kökçü en Redouan El Yaakoubi doen. Weet je waar ik respect voor heb? Als je gewoon eerlijk zegt dat je tegen LHBTI bent en daarom die band niet wil dragen. Dan pas heb ik respect, want dan ben je gewoon eerlijk. Maar kom niet met het lulverhaal dat je geen enkel probleem hebt met LHBTI, maar vervolgens die band niet wil dragen. Voor die hypocrisie heb ik geen enkel respect. Dat had ik natuurlijk ook tegen mijn team moeten zeggen, maar dat deed ik niet. Ik heb er maar niks van gezegd. Ik heb het seizoen netjes afgemaakt met opgeheven hoofd. Daarna heb ik afscheid genomen en het contact verbroken.
Nu weet mijn voormalig voetbalteam hoe het zit, als ze dit tenminste lezen. Misschien is het maar goed dat ik het nu wel uitspreek, ook al zullen ze beweren dat ik onzin verkoop. Lang genoeg heb ik uit de lieve vrede het maar stil gehouden. Zo was mijn opvoeding in de voetbalwereld. Hou maar je mond erover en dan kom je niet in de problemen. De droom om één keer in mijn leven met een regenboogband te spelen is nooit uit gekomen. De wens is nooit vervuld.