Ton, je had je coming out in de seventies, de tijd die bekend staat als ‘vrijheid blijheid’. Was het makkelijk voor jou om uit de kast te komen?
Ton: “Dat weet ik nog als de dag van gisteren. Het was Sinterklaas-avond; mijn moeder ontdekte die avond een homo-seksboekje in mijn slaapkamer. Nog dezelfde avond werd ik op straat gezet. Dat vergeet je natuurlijk nooit. Dus nee: het was niet gemakkelijk voor mij om uit de kast te komen. Later is de relatie wel weer wat verbetert, al is het altijd wel moeizaam gebleven. Mijn homoseksualiteit werd in ieder geval wat meer geaccepteerd. Ik was de jongste van een groot gezin. Mijn 13 jaar oudere zus heeft als het ware een soort moederrol voor me gespeeld, en ik weet nog goed dat mijn zwager - haar man - ooit zei: “Als jij je er goed bij voelt, moet je vooral doen wat je moet doen…”
Eenmaal op straat, wat doe je dan?
Ton: “Afkomstig uit Noordwijk ben ik via wat omzwervingen in 1972 in Rotterdam terecht gekomen, op kamers op het Noordereiland. Ik was toen 18 jaar en kreeg een baan op de postkamer van de toenmalige ‘Raiffeisenbank’ (wat nu de Rabobank is, red). Vanaf die tijd ben ik ook uitgegaan en heb ik Rotterdam - en daarmee - de homoscene, goed leren kennen. Als snel besloot ik mijn baan op te postkamer op te zeggen om als barman aan de slag te gaan bij Café Jacques, in de Gouvernestraat. Destijds stond die bar bekend als dé opleider van de gayhoreca. Daar kreeg je les in hoe je gasten - dus niet: klanten - ontvangt. Suus en Hannah (voormalig barkeerpers van o.a. Loge ’90 en KeerWeer, red) bijvoorbeeld, hebben daar ook het vak geleerd.”
Hoe zag de (Rotterdamse) gayhoreca er in de jaren ’70 uit?
Ton: “Alles kon en de sfeer was vrijer. Er heerste een groter saamhorigheidsgevoel, en het leek wel of de mensen in die tijd veel meer te besteden hadden. Het was ook gemoedelijker, er heerste echt een familiaire sfeer onder elkaar. Binnen was je heel betrokken. Je wist van elkaar en hielp elkaar. Café Jacques had een luikje in de deur. Tenzij de portier je herkende of je via een introducé mee mocht, kwam je echt niet zomaar binnen. In die tijd was er nog niet veel sprake van vergunningen, contracten en dat soort zaken, waardoor er ook veel kon en mogelijk was."
“Op het hoogtepunt trokken de ‘Crazy Nights’ ruim 900 bezoekers per avond.”
Rond 1980 startten we met de ‘Crazy Nights’: travestieshows waaraan ook diverse BN-ers als Lee Towers en Thea Dobbs meewerkten. Deze vonden plaats in het Rotterdamse Bibliotheektheater, het Oude Luxortheater en later ook in de Doelen. Het thema van deze avonden was er voornamelijk op gericht de bezoeker een echte onvervalste ‘Crazy Night’ te bezorgen. Op het hoogtepunt zaten we op 900 bezoekers per avond en kregen we uitnodigingen om primetime op te treden tijdens de 24-uurs-Cabaretten in het Luxor! Het was echt een fantastische tijd, maar op een gegeven moment – ik zat er natuurlijk totaal niet zakelijk in – ging het me echt teveel geld kosten. Ik vond bijvoorbeeld dat de hele club te eten moest hebben, en zo zijn we met z’n dertigen - op mijn kosten – gaan eten in een restaurant. Iedereen happy, alleen ik voelde het wel in mijn portemonnee!
Ton in actie tijdens de 'Crazy Night'-party.
Een ander hoogtepunt in die tijd was het grote gayfeest in de voormalige Jaminfabriek in Rotterdam. Echt alle zaken werkten mee en droegen hun steentje bij. Later ontstonden er weer onduidelijkheden en misverstanden over welke ondernemer nou het meest aan had bijgedragen met als gevolg dat er daarna nooit meer zo’n leuk feest heeft plaatsgevonden. Onderlinge kinnesinne en kift was er dus toen ook al, hahaha. Ik weet nog goed: soms kreeg je als klant een tientje mee om bij de concurrent te kijken of er daar meer klandizie was. Tegenwoordig zie je dát natuurlijk niet meer.
Al met al heb ik van 1972 tot 1993 met veel liefde en toewijding gewerkt binnen de scene. Mijn laatste baan in de gayhoreca was bij Sauna Spartacus. Op mijn 38e maakte ik de overstap naar de gezondheidszorg en ging ik als verpleegkundige aan de slag in het Vlaardingse Holy-ziekenhuis.”
“Toen de situatie met HIV dichtbij kwam, was het over met de 'vrijheid blijheid'."
Je bent ook buddy geweest. Kun je wat meer vertellen over die periode?
Ton: "Het wereldje veranderde echt toen de ziekte Aids zijn intreden deed. Het was over en uit met de ‘vrijheid blijheid’ in de scene. Toen op een gegeven moment een situatie met HIV dichtbij kwam, heb ik ervoor gekozen om buddy te worden. Ik kende natuurlijk veel mensen en binnen de scene was er toen een veel groter familiair gevoel als nu. We letten ook meer op elkaar. Als er iemand binnen de scene ziek werd, stelden we als groep een rooster op en planden we onze vrije tijd om de patiënt heen, zodat hij niet alleen was. Afhankelijk van hoe ziek iemand was verleenden we zorg en aandacht. Dat kon zijn door mee te gaan naar afspraken in het ziekenhuis, of door gewoon met iemand te kletsen. De enige medicatie die er toen was heette AZT, een experimenteel medicijn gericht op je afweersysteem. Het zorgde ervoor dat je wat langer bleef leven.
Als groep buddy’s waren we ook betrokken bij uitvaarten en soms trad ik op als executeur testamentair. Al met al was het natuurlijk best zwaar. Ik besloot daarom na de 14e keer te stoppen. Later ontstond er de zogenaamde buddyzorg door instanties. Maar in ‘onze tijd’ was dat er nog niet.”
Iets totaal anders. Eigenlijk ben jij de voorloper van deze site. Menigeen herinnert zich ongetwijfeld www.rrroddels.nl nog, de Rotterdamse Roze Roddels.
Ton: “In de kroegen waar ik kwam, was ik eigenlijk voortdurend bezig om de roddels te verzamelen en op te schrijven. Ik schreef ze op, typte ze uit (ja, op nog zo’n ouderwetse schrijfmachine) en gebruikte een stencilmachine om ze te drukken. Dat had toen z’n charme maar ook waren er nadelen. Soms kwam het voor dat er weer iets gebeurde, als ik al helemaal klaar was. En dan kon ik weer opnieuw beginnen. Later werd de papieren Rotterdamse Roze Roddels de website www.rrroddels.nl.
"Bij rrrozeroddels.nl ging het altijd om de vette knipoog, maar toch werd het me niet altijd in dank afgenomen."
Bij de Roze Roddels ging het mij altijd om de vette knipoog, het moest wel leuk blijven natuurlijk. Vaak waren de bareigenaren en het personeel de klos in mijn rubriek. Zij zaten er tenslotte beroepshalve in. Maar toch werd het mij niet altijd in dank afgenomen. Op een gegeven moment ben ik er ook mee gestopt. Ik zag iedere keer mensen dezelfde dingen doen, en op een gegeven moment bleef ik in herhaling vallen. Marc Kabbedijk (nu uitgever van het blad FERRY en uitbater van de gelijknamige, red) was toen al met www.poessie.nl begonnen, al beten beide sites elkaar niet. Hij had het veel meer over feesten en dingen die er te doen waren in de stad, ik hield het bij de roddels.”
Hoe kijk je aan tegen het platform wat wij hebben?
Ton: “Het is heel anders dan wat ik deed. Dat was een eenmansgebeuren. Nu zijn er veel meer mensen mee bezig en veel meer partijen. Het zou van mij een stuk scherper mogen, een stuk kritischer (was ik ook altijd in de eerste plaats naar me zelf). Aan de andere kant: jullie hebben nu iets te pakken, waarmee je mensen op diverse vlakken kan helpen en informeren. Je bent een informatiesite. Ik begrijp het wel, gezien het doel wat jullie hebben. De tijd van in je eentje een site dragen, kan niet meer. Maar ik zou het anders doen, denk ik.”
Hoe kijk je aan tegen het gaylife van nu?
Ton: “Tuurlijk is het jammer dat je niet meer uit 20 kroegen kan kiezen. Maar het is nu een hele andere tijd. Toen had iedereen geld, en gaf het ook uit. Nu is alles een stuk duurder geworden, zonder dat de horeca er iets aan kan doen. Er is ook meer vrijheid gekomen t.o.v. de jaren 70, men kijkt minder angstig naar homoseksualiteit. De saamhorigheid van toen mis ik wel een beetje, al heeft de Loge ’90 dat bijvoorbeeld nog wel een beetje. Maar dit is de nieuwe tijd. De jongeren van nu hebben het ook leuk, maar op een andere manier. Je hoeft nu ook niet meer echt in nichtenkroegen te zitten om elkaar een zoen te geven. Bij Cafe Jacques kreeg je buiten een bloempot op je hoofd als je dat flikte!
Wat mij verder opvalt, is dat men nog steeds halsstarrig kan zijn als het gaat om samenwerking bij evenementen en andere gelegenheden. Niet alleen de kroegen onderling, ook als het gaat om samenwerken met (gemeentelijke) organisaties. Ze moeten naar mijn idee beter hun best doen om onderlinge samenwerking te verbeteren. Een goed voorbeeld hiervan was de opzet van de EuroGames (grootschalig sport- en cultuurevenement dat in 2011 in Rotterdam georganiseerd werd, red). Er bestond een plan vanuit de commerciële hoek in Rotterdam en een plan vanuit de gemeentelijke taskforce. Beide plannen waren goed, maar zaten vol met tegenstrijdigheden en eigenbelangen.”
“Momenteel is er vooral aandacht voor de allochtone LHBT-doelgroep, zo lijkt het. Maar vergeet ook de autochtone doelgroep niet!”
Waar liggen voor jou momenteel de verbeterpunten?
Ton: “Momenteel worden de subsidiegelden vooral verstrekt aan de emancipatie binnen de allochtone LHBT-doelgroep, zo lijkt het. Ik ben van mening dat we ook de autochtone doelgroep – denk bijvoorbeeld aan de van origine afkomstige bewoners van de Zuid Hollandse eilanden - niet uit het oog mogen verliezen. Daar heerst een sfeer waar mensen minder makkelijk uit de kast komen. Stel jezelf wat meer open daarvoor. Want ook deze groep heeft recht op een bepaalde vorm van voorlichting en aandacht.
Een ander aandachtspunt vind ik gescheiden vrouwen- of mannenfeesten. Soms lijkt het alsof we onszelf discrimineren. Waarom zou ik als man niet naar een vrouwenfeest mogen of andersom? Ik ben vorig jaar met vijf lesbo’s naar een vrouwenfeest gegaan. Ik werd geweigerd. Waarom? Vanuit commerciële uitgangspunten begrijp ik het, maar als je vanuit maatschappelijk oogpunt iets organiseert (bijvoorbeeld de Rotterdam Pride), is dat krom en zou het niet mogen, naar mijn idee. Dan denk ik gewoon aan een uitspraak van Multatuli; vanaf de maan gezien zijn we allen even groot!”