Ook ik ben mij altijd bewust van mijn achtergrond. Als ik vroeger op een nieuwe plek kwam te werken, en ik moest collega’s een mail sturen, dan las ik die twee, drie, vier, vijf, zes keer door. Om er maar zeker van te zijn dat er geen spelfout meer in zat. Want dat zou me dan blijven achtervolgen. "Daar heb je weer zo’n Turk." Het is een bepaalde angst, om uit de toon te vallen en daardoor niet volledig op waarde geschat te worden. Zonder het te willen draag ik deze angst over op mijn kinderen. Ik waarschuw hen voor spelfouten en mogelijke vooroordelen op basis van hun naam. Terwijl mijn zoon zegt: “Pap, dat zijn jouw angsten, ik heb ze niet.”
Dat we in uniform werken, betekent dat we dezelfde uitstraling moeten hebben, niet dat we identiek moeten zijn.
Ook binnen onze organisatie is het soms lastig om jezelf te zijn. De afgelopen jaren is er erg veel verbeterd, maar zeker op straat, heerst nog een beetje een spierballencultuur. "Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg." Wie ‘anders’ is valt op. En met anders bedoel ik niet alleen LHBT+'ers of collega’s met een andere culturele achtergrond, maar ook collega’s die introvert zijn of een afwijkende mening hebben. Terwijl we deze diversiteit juist zouden moeten omarmen. Dat we in uniform werken, betekent dat we dezelfde uitstraling moeten hebben, niet dat we identiek moeten zijn. Juist mensen die anders zijn, anders denken, kunnen zorgen voor reflectie binnen de organisatie. Daar worden we als organisatie alleen maar beter van.
Terug naar de online expo - 12 portretten, 12 verhalen.