Tijdens Rotterdam Pride waren er overal regenboog- of progressvlaggen te zien in de stad. Als ‘baas’ van de Vlaggenparade krijg ik daar een opgewonden kleur van. Ook op de schepen van het Maritiem (Buiten) Museum wapperden de vlaggen met Pride & Trots. Een duidelijk statement in deze woelige tijden op een prominente plek.
Onlangs was ik te gast in het spiksplinternieuwe Port Pavillion. Dat is het voorlichtingscentrum over de Rotterdamse haven. Bezoekers en nieuwe Rotterdammers kunnen daar hun licht opsteken over wat de haven betekent voor de stad. En je kunt via een ingenieus systeem allerlei highlights in het havengebied ontdekken.
Waar nu dat Port Pavillion zit had het Maritiem Museum ooit tijdens een Museumnacht een ‘rossig’ havencafé ingericht. Je waande je zo in het Katendrecht van toen. Of misschien nog eerder in een ‘Hafenkeller’ in Sankt Pauli. Met allerlei haven- en scheepvaartattributen – je bent een Maritiem Museum of niet – was er een geweldige donkerbruine en spannende sfeer geschapen. De gastheren en -vrouwen van het Maritiem Museum waren compleet uitgedost in outfits ‘fit for the occasion’. Er waren ook optredens van ‘chanteuses’ met gehavende netnylons en muzikanten in de Bretonse strepen van Jean Paul Gaultier.
Bij mij riep het echt het beeld op uit de film van Rainer Werner Fassbinder: ‘Querelle’. Geen lachebekje, die Fassbinder, het boek van Jean Genet kent ook zo zijn duistere kanten en met de titelsong ‘Each man kills the thing he loves’ door Jeanne Moreau is het feest compleet. Of: het is compleet geen feest. Maar met dank aan hunk Brad Davis is het wel een iconische film, met een ronduit fantastisch décor, kleurrijke setting en homo-erotische sfeer. Veel broeieriger kan het niet worden. In mijn fantasie zie ik die drie stromen samen komen: de inclusieve vertaal- en inhaalslag van het Maritiem Museum, de kelderruimte onder het Port Pavillion en een ‘sleazy cabaret’ waar iedereen ‘Wilkommen, Bienvenu, Welcome’ is.
Op de Vlaggenparade hijsen we met enige regelmaat en trots de Regenboogvlag. De laatste keer toen er werd gevoetbald voor het EK in het homofobe Hongarije. Binnenkort hangt de Regenboogvlag in top op 11 oktober, Coming Out Day. Maar de vlaggen aan de Maas slijten snel. Ook de Regenboogvlag vertoont inmiddels rafels. Dus moeten we een nieuwe bestellen.
Inmiddels is er een nieuwe vlag voor de LHBTI+-gemeenschap. Een vlag met nog meer kleuren dan de Regenboog. Met een pijl van zwart, bruin, lichtblauw, roze en wit. Die kleuren staan voor “gemarginaliseerde mensen van kleur, trans-individuen en diegenen die leven met hiv/aids of er aan zijn overleden”. Daarmee wordt de vlag nog inclusiever. Deze vlag heeft ook een eigen naam: ‘Progress’.
Normaal gesproken ben ik vrij snel van beslissen, bestellen en binnenkrijgen. Maar nu heb ik een rondje ingelast langs de andere ‘Vlaggenfluisteraars’: vinden jullie dat we voor deze nieuwe vlag moeten gaan? Of zijn alle kleuren van de Regenboog voldoende? En, ja hoor, de meningen zijn verdeeld. De ene helft kiest voor de innovatieve en creatieve Progressvlag, de andere helft vindt dat de Regenboog ‘voor alle niet-hetero’s’ is.
Het klinkt zo goed, ‘Progress’, en het zijn mooie kleuren en mooie groepen. Maar dekt deze vlag nu wel de hele lading? Komen alle letters uit de laatste versie van het LHBTI+-alfabet erin voor? Persoonlijk mis ik de Leather Pridevlag: een rood hartje op zwarte, blauwe en witte strepen. Als voormalig voorzitter van de Motor Sportclub Rotterdam, fervent fan van de Bikeruns en drager van een motorpak met Italiaanse strepen, heb ik daar wat mee. Talloze vrienden heb ik in die scene, in de clubs en in ECMC-verband gemaakt. Kan dat hartje niet ergens op de grens van de zwarte en blauwe strepen erbij worden opgenomen?
Er staan 30 verschillende vlaggen op de LGBT-flag chart. Een vlag met een berepoot voor drie-keer-raden, ‘a pink kiss’ voor ‘lipstick lesbians’ en het pi-symbool voor polyamoureuzen. En dan zijn er nog aparte vlaggen voor oprukkende groepen als ‘queer’ en ‘non-binair’.
De Regenboog kent een mooie oorsprong: symbool van een nieuw verbond (Genesis 9: 8-17). De fysieke vlag mag dan gerafeld zijn door weer en wind aan de Maas, de diepere betekenis van de Regenboog staat voor mij nog steeds als een huis, wordt door iedereen omarmd en omarmt iedereen. Maar ik heb nog niets besteld, dus ik hoor graag jouw mening.
Wil je graag je mening geven over dit onderwerp? Stuur een e-mail naar de hoofdredacteur: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Alle reacties komen terecht bij Kees Vrijdag.
Op 4 mei stond er een Rotterdammer op de Dam. En hoe. Alom oogstte de geboren Delfshavenaar (zie het plaatje bij de column) lof. Op een enkele criticaster na. Zo las ik de ingezonden brief in het AD van 7 mei van meneer Gerard Brekelmans: “Als je tijdens zo’n herdenking niet meer weet te zeggen dan dat je blij bent met het homo-monument, symbool voor dat je de geaardheid mag hebben die je hebt, dan heb je het niet over de oorlogsdoden maar dan bezing je je eigen bubbel.” Zo dan, dacht ik. Meneer Brekelmans heeft a. niet goed geluisterd en b. slaat 'ie de plank volkomen mis. Dat vraagt om een reactie. Bij dezen.
Bombardement
Onze spreker op de Dam begon bij zijn jeugd in het platgebombardeerde Rotterdam.
Het bombardement wordt op de dag dat deze column wordt gepubliceerd, vrijdag 14 mei, op verschillende manieren herdacht. In de toespraak op de Dam werd het militair strategische aspect van dit bombardement aangegeven: de Nazi’s zouden na Rotterdam ook Utrecht, Den Haag en Amsterdam platgooien. De Blitzkrieg verliep minder ‘blitz’ dan voorzien. Hoe goed, mooi en terecht om dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen. (Persoonlijke noot: zeker ten overstaan van ZM en HM, die in 2015 braken met de Koninklijke traditie om op 14 mei het RPhO-concert ‘Mahler 2’ bij te wonen.)
Razzia
In de toespraak werd ook stilgestaan bij de grote razzia van 11 november 1944. Die dag werden 52.000 mannen tussen de 17 en 40 jaar bijeengedreven en weggevoerd.
‘Serious business’: "Op hen die pogen te ontvluchten of weerstand te bieden, zal worden geschoten.” In de Duitse werkkampen vallen 500 doden. Zij die terugkeren zijn voor het leven getekend. Pas sinds een aantal jaren is er aandacht voor deze ongekende oorlogsmisdaad. In april 2020 is een stichting opgericht om tot een monument te komen. Hoe terecht, mooi en goed is het om ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen.
Zwijgen
Het antwoord op de vraag van dan nog Kyvon jr. aan Kyvon sr., hoe dat was, die verplichte werktijd in Duitsland, luidde steevast: “Dat wil je niet weten, jongen.”
Een vergelijkbare reactie geeft Esther Scheldwacht als moeder in het toneelstuk ‘Hoe mooi alles’ over Leo Vroman tijdens een familiediner. Als de kinderen haar vragen hoe het was in het Jappenkamp: “Dat was geen prettige tijd; wil er nog iemand soep?” Hoe herkenbaar voor duizenden kinderen uit de tweede en derde generatie. Hoeveel nare, bittere en traumatische ervaringen zijn er niet naar binnen opgeslagen. Hoe mooi, goed en terecht om ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen.
Persoonlijk herdenken
In “Wil er nog iemand soep?” herken ik mijn moeder. Ik herdenk de oorlog op 15 augustus, op de Boompjes, bij het ‘Indische Straatsieraad’. Zo geeft iedereen een persoonlijke invulling aan zijn of haar moment en plek van Herdenking. Die optelsom vormt samen de collectieve herdenking. Ik vond het fantastisch van André van Duin te horen dat hij 30 jaar lang op 4 mei met partner Martin naar het Homomonument ging. Daarom, meneer Brekelmans: hoe goed, treffend én correct is het ook dit tijdens de Nationale Herdenking te benoemen. Niks ‘eigen bubbel’.
In deze column dit keer de spot op ‘something completely different’. Maar wel iets wat ons allemaal ontzettend bezighoudt, dagelijks goed is voor volle pagina’s en ook steeds meer zorgen baart. Hoe gaat het met onze werkers in de gezondheidszorg?
Voor de zomer nog had een groepje mensen, die tweejaarlijks een onderscheiding in de stad uitreiken, bedacht: “Hoe mooi zou het zijn als we de harde werkers in de gezondheidszorg ‘op het schild hijsen’? Als collectief dank-je-wel namens de stad, namens alle Rotterdammers.”
Zo gezegd, zo gedaan. Dat is best een hele puzzel, maar waar een wil is… Een datum was al eerder met de burgemeester en het stadhuis afgesproken, een vrolijke artiest was bereid gevonden voor een muzikaal intermezzo en in de hal van het stadhuis stonden op de omloop de receptiebuffetten al klaar. Bij wijze van spreken dan.
Vorige week woensdag zouden de Paul Nijgh-penningen aan zes zorgmedewerkers feestelijk worden uitgereikt. Maar de vierde golf kwam daartussen: het stadhuis ging op slot, de ‘penningkrijgers’ en hun 150 genodigden moesten aan de bak in het ziekenhuis en de feestspeeches konden worden opgeborgen. “Het voelde niet goed om nu een feestelijke happening te houden.” De bronzen penningen verroesten niet en wachten op betere tijden.
Gelukkig zijn er door Open Rotterdam fantastische, indringende en ontroerende 1 minuutfilmjuweeltjes gemaakt. Die zijn vanaf medio oktober, per week één portret, uitgezonden.
Op Open Rotterdam vindt u die filmportretten* van de laureaten en hun collega’s:
Wie wil weten hoe het in de zorg is, hoe het eraan toe gaat, ook nu weer: kijk die zes minuten naar deze noeste, onversaagde en dappere Rotterdammers.
*Met dank aan de Erasmusstichting en stichting Volkskracht
In een vorig leven deed ik in een andere stad de kunstopdrachten. Dat was de 1%-regeling. Van de bouwsom voor stations, wijkgebouwen of scholen werd 1% bestemd voor een kunstwerk. Dat was ontzettend leuk om te doen. Zolang er voldoende geld was. Ik voelde me soms net een kunst-Sinterklaas. Op het moment dat het mes in de budgetten ging, werd het een stuk minder leuk. Toen werd schraalhans keukenmeester, kwam er ruzie met de bouwers en wilden gebruikers liever plantenbakken voor het kunstbudget. De lol was er af, maar ik had wel ervaring opgedaan hoe zo’n procedure ging. Ik weet dus ook hoe lastig het is om het iedereen naar de zin te maken.
Op het Willemsplein staat nu een kunstwerk dat dienstdoet als ons ‘homo-monument’. Ik gebruik díe term maar, want dan weten we waar we het over hebben. In ambtelijke stukken staat ‘Monument voor seksuele diversiteit’ en dat bekt al minder lekker. Het is er gekomen door een motie van twee betrokken gemeenteraadsleden, Peggy en Judith. Vanaf de zijlijn heb ik toen e.e.a. gevolgd.
Na veel vijven en zessen is voor die prominente plek gekozen. En terecht. Een vorige wethouder Cultuur haalde alvast enthousiast een bestaand ontwerp ‘ME/WE’ van de Duitse kunstenaar Benjamin Bergmann in huis en klaar was Pex en het College van B&W: “Wij zijn van mening dat hiermee voldaan is aan het dictum van motie 16bb5968.”
Maar omdat het Willemsplein nog opnieuw ingericht gaat worden, is er nu voor een tijdelijk kunstwerk gekozen. Het toeval wilde dat er een ‘superuse’ kunstwerk stond: rode rotorbladen van een windmolen. Een tweedehandsje dus, met dank aan energiebedrijf Joulz en andere sponsors uit de buurt. In overleg met de maker is er door een graffiti-artiest een ‘homo-monument’ van gemaakt. Tegen een van de betrokkenen had ik nog gekscherend geroepen: "Nou niet van die regenboogkleurtjes er overheen spuiten; dat is echt te simpel, hoor!" Maar verdomd: wat staat er? Een anoniem derdehandsie met kleurtjes. Toegegeven: met het Eurovisiesongfestival mei jl. stond er in ieder geval íets. Maar het mag geen blijvertje worden! Want daar zijn we ook wel goed in, in Rotterdam.
Dat het inderdaad niet makkelijk is het iedereen naar de zin te maken, bewijst het kunstwerk in Brussel ‘HoLeBi-helden, een monument voor iedereen’. Op een plek dichtbij diverse gaybars staat een blauwe vierkante metershoge zuil met allerlei namen in het wit. Op het monument staat al een disclaimer: ‘Niet alle mensen wiens naam op de zuil voorkomt zijn gay’. Maar zelfs deze Vlaamse vrijwaringszin heeft niet belet dat er mensen ouderwets met ‘Tipp-Ex’ zijn weggelakt. Op hun verzoek overigens.
Het kunstwerk in Brussel ‘HoLeBi-helden, een monument voor iedereen’
Maar dat dingen niet eenvoudig zijn, mag geen belemmering zijn om serieus aan de slag te gaan en een echte procedure te starten, samen met de herinrichters van het plein. En een brede vertegenwoordiging uit de LHBTI+-gemeenschap, inclusief mogelijke fans van het ‘ME/WE’-kunstwerk. Als die inmiddels niet allemaal, net als wethouder Pex, in Berlijn zijn gaan wonen.
In mijn vorige leven heb ik geleerd: neem de tijd om zorgvuldig een breed gedragen opdracht te formuleren. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. Het is nog niet te laat om er écht iets moois van te maken, dat ook breed gedragen wordt.
Reageer op deze column via onze socials of stuur een e-mail naar Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Onder het motto nooit te oud om te leren volg ik een cursus bij de Erasmus Academie. Dat klinkt heel chic maar het was tot voor kort ‘HOVO’: Hoger Onderwijs Voor Ouderen. Dat klinkt naar Schotsgeruite plooirokken, versleten colbertjes en grijze haren. De cursisten hebben de tijd, het geld en ook de zin om kennis op te doen. Ik doe daar met veel plezier aan mee, want je zit voor een prikkie op de eerste rang bij het wetenschappelijke onderwijs.
Met docenten die er echt werk van hebben gemaakt. Zo geeft Krzysztof Dobrowolski-Onclin les in ‘de Goddelijke LHBT’. Dat gaat over Roze Motieven in de mythologie. Na het eerste college voelde ik me een onbehouwen platte kunstkijker. Dus dat was Les 1: kijken, kijken en kijken.
Een tweede les was zijn uitleg van het Roze Alfabet: LHBTQIAP+. Na het derde deel van de docu-serie van Michiel van Erp ‘Roze Revolutie’ over gender, sekse en identiteit dacht ik het alfabet onder de knie te hebben. Wie deze serie heeft gemist: terugkijken verplicht. Fascinerend om alle persoonlijkheden en uitingsvormen geportretteerd te zien.
Krzysztof liep nog eens haarscherp de letters langs. Het voert te ver om dat nu hier over te doen (is ook nog een beetje preken voor eigen parochie), maar in de discussie met de digitale cursisten kwam verwarring naar boven. Men zag door de letters het alfabet niet meer. De plus aan het eind als ‘restcategorie’ deed de deur dicht. Zeker toen daar ook nog het begrip ‘non-binair’ aan toe werd gevoegd, want dat is onder geen letter te vatten. Dat leidde tot de verzuchting van een van de ‘ZOOM’ers’: “Dit kan handzamer!”
En ondanks dat ik kennis heb van meerdere letters uit het alfabet blijft het een moeizame zaak om dit in bredere kring uit te dragen. Het lijkt me een goede zaak als we ons onder een regenboogvlag en één term kunnen scharen. Lastig natuurlijk met al die net herwonnen identiteiten. Eén letter, één term, sprak mij wel aan: de ‘Q’ van ‘Queer’. Daar werd de betekenis van ‘hokjesloos’ aan gegeven. Dat zou iets moeten zijn dat iedereen aanspreekt. Maar mijn persoonlijke favoriet is toch de ‘G’, uit de Engelstalige opsomming. Want bij ‘Gay’ hoort Vrolijk en dat is wat het Roze Leven is, zonder hokjes.
Man Dennis & ik hadden vorig jaar iedere twee maanden wat leuks op ons programma. Niet dus. De vouchers liggen op de plank. De doorgeschoven concertdata staan in de agenda. Tussen de rode golven door was er in september nog wel een prachtige trip naar Italië. Na ons kon ook de koning er niet meer uit. Maar het ‘Nieuwe Abnormaal’ heeft ons dagelijkse leven omgevormd. Want hoe normaal is het leven zonder sporten in de powerroom, hangen aan de bar en dansen in het donker? Tot die ‘Normale Wereld’ weer de onze is, zijn er andere zaken die het leven bepalen. Hieronder noem ik er een paar, uit mijn persoonlijke koker.
De homoambassadeurs gingen een aantal jaren terug op bezoek bij schooldirecties. Om te zien hoe zij omgingen met diversiteit. Zo stonden Hugo Bongers en ik een keer op de stoep bij een groot bakstenen schoolgebouw. Er werd opengedaan door een conciërge met een witte bril. “Dag, ik ben Karel. U komt voor de directeur? Loopt u maar met mij mee.”
Dat was nog eens een vriendelijke, duidelijke en efficiënte ontvangst. Duidelijk ook, want wij voelden ons gelijk thuis als homoambassadeurs. Niet alleen vanwege de witte bril, maar ook verder spraken kleinigheden voor zichzelf. Karel wás ook vooral zichzelf. Het gesprek met de directeur en een vertrouwenspersoon uit het lerarenkorps verliep in een goede sfeer. De school staat in een deelgebied met overwegend bewoners met een migratieachtergrond’. Ik citeer uit het verslag van dit gesprek: “Uitgangspunt van het directiebeleid is ‘handhaven van de balans’. De grote verscheidenheid van culturen op de school is een risico. Alles is erop gericht een goede balans tussen culturen, godsdiensten en etniciteiten te handhaven. De directie moet waakzaam zijn, adequaat reageren en extremen eruit halen.” Volgens de directie slaagde men daar redelijk goed in. Allerlei voorbeelden van goede resultaten, oplossingen en gebluste brandjes passeerden de revue.
Mij is vooral bijgebleven dat er in een les over homoseksualiteit gesproken werd. Daarbij vond een aantal jongens van de tussenleeftijd dat ‘die allemaal op een boot moesten worden gezet naar een ver eiland of zoiets’. “Maar wat doen we dan met Karel?” “Neen, Karel niet natuurlijk; Karel is van ons”, luidde het bijna verontwaardigde antwoord. Dat vonden wij een mooi statement bij het slot van ons gesprek. Karel met de witte bril begeleidde ons weer naar buiten. In het verslag staat daarover: “Bij het afscheid meldt de duidelijk homoseksuele conciërge dat leerlingen ‘altijd bij hem komen uithuilen als er iets mis is gegaan.”
Ik ben voor een standbeeld voor onze ‘Karels met de witte bril’.